Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Caph.] [69]Al haar volk zucht, [70]brood zoekende, zij hebben hun gewenste dingen voor spijs gegeven, [71]om de ziel te verkwikken. [72]Zie, HEERE, en aanschouw, dat [73]ik [74]onwaard geworden ben. 69. Al het volk van Juda en Jeruzalem, van wat staat of rang het zij. 70. Het woord brood betekent dikwijls al hetgeen de mens tot onderhouding van het lichaam behoeft, inzonderheid alles wat men eet, zodat brood ook somtijds vlees betekent. 71. Hebreeuws, om de ziel weder te brengen, of te herstellen; dat is, om haar te verkwikken, alzo ook vs.16,19. Vergelijk 1 Sam.30:12; Ps.23:3. 72. Van hier af tot het einde van vs.-1: zijn het de woorden der burgers van Jeruzalem. 73. Dat is, een ieder onder ons. 74. Dat is, gering en verachtzaam. Zie de aantekening Ps.12:9; alzo ook boven vs.8.